(Klik hier om het boek te bestellen!)

(Dit is slechts één hoofdstuk uit mijn nieuwe boek 'Tornado - Handboek ADHD'. Wil je veel meer weten over de oorzaken en gevolgen van ADHD? Bestel dan direct het boek.)

Of je kind ADHD heeft is zonder twijfel de meest belangrijke vraag die je jezelf keer op keer met enige wanhoop en vertwijfeling zult hebben gesteld. En het probleem is dat je nooit een juist of tevredenstellend antwoord op die vraag kunt verwachten. Want is het antwoord op die vraag 'ja' dan weet je welk etiket je kind de rest van zijn leven met zich mee zal torsen. Jouw leven en dat van je kind zal daardoor behoorlijk beïnvloed kunnen worden. Aan de andere kant, wanneer het antwoord op bovenstaande vraag 'nee' is, dan zul je ook niet echt tevreden kunnen zijn. Je weet dat je kind anders is dan de andere kinderen, maar je weet dan nog steeds de oorzaak van het probleem niet. Die onzekerheid vreet aan mensen.

Een ander probleem is dat ongetwijfeld op een gegeven ogenblik het gevoel aan je op zal dringen dat de diagnose ADHD de laatste tijd te pas en te onpas aan ieder kind wordt gegeven. Is een eventuele diagnose wel terecht gegeven? Of heeft een arts zich mogelijk wat door jouw antwoorden laten leiden? Heeft hij zich er misschien te gemakkelijk vanaf gemaakt door ADHD als een soort 'vuilnisvatdiagnose' te gebruiken? Bijna iedere ouder die rust zoekt in deze hectische en egoïstische tijd vindt een kind al snel veel te druk en dat moet tegenwoordig een oorzaak hebben. Vroeger accepteerden we vaker dat iets er gewoon was. Nu willen we overal een sluitende verklaring voor.

Niemand zoekt in het algemeen een probleem bij zichzelf, omdat zoiets ook de verantwoordelijkheid oplevert om bij jezelf een oplossing te zoeken. Het is daardoor veel gemakkelijker om een probleem bij een ander neer te leggen want dan dient die ander zich te veranderen en aan te passén aan de heersende inzichten. Maar jouw kind met een probleem is en blijft altijd jouw probleem.

ADHD lijkt soms niet uit het nieuws weg te slaan. Artikelen in weekbladen en kranten. Uitzendingen vol drama op de televisie. Meldingen over ADHD en verslavingen. Logeerhuizen voor ADHD-ers schieten als paddestoelen uit de grond. En dus moet hier de vraag gesteld worden of ADHD nu juist te vaak of te weinig wordt gediagnosticeerd.

Vermoedelijk heeft ADHD als stoornis altijd al bestaan, maar vroeger werd het niet altijd als een groot probleem gezien. Kinderen die niet in de klas te handhaven waren, werden toen van school gestuurd en in een fabriek of bij de boer geplaatst. In een dergelijke geheel overzichtelijke en gestructureerde omgeving gedijde zo'n kind enorm en bleken de uiterlijke problemen tot het verleden te behoren. Het kind had simpelweg geen tijd of mogelijkheid om zijn ADHD-gedrag te vertonen. De werkdag begon 's ochtends bij het krieken van de dag, vervolgens werd de hele dag hard gewerkt en, thuisgekomen, werd nog snel een voedzame maaltijd gegeten voordat een kind uitgeput zijn hoofd op zijn kussen liet vallen. Kinderen met ADHD hadden vroeger nauwelijks tijd om kind te zijn en al helemaal niet om ordeverstorend gedrag te vertonen. Want dat pikte de baas niet. Er moest gewerkt worden. Iedereen wist zijn plek in de samenleving. Dat was duidelijk voor iedereen.

Die duidelijkheid is verdwenen. In deze tijd is alles veel onoverzichtelijker geworden, veranderingen blijven elkaar opvolgen en kinderen worden in hun jeugd van de ene naar de andere activiteit gesleurd. Omdat het zo goed voor de ontwikkeling en de sociale contacten voor dat kind is. Maar voor sommige kinderen is het helemaal niet zo goed. Sommige kinderen met wat problemen met hun sociale en communicatieve vaardigheden lopen snel vast in de maatschappij. Ook kinderen, die te impulsief, te hyperactief of te snel afgeleid zijn, vallen snel bij hun vriendjes en vriendinnetjes buiten de boot. Ze zoeken en vinden onbewust 'lotgenoten'. Kinderen, die hun eigen onzekerheid ook maskeren door stoer gedrag te vertonen, worden dan als 'vriendjes' gezien. Mede daardoor gaan kinderen met ADHD vaak al op vroege leeftijd roken, drinken, fikkie stoken, etc. Kortom, het is gedrag dat op de zeer korte termijn enig voordeel oplevert (al is het maar een vluchtig respect van je vriendjes), terwijl op lange termijn er vaak alleen maar nadelen aan dit gedrag zullen kleven (straf van ouders of contact met politie).

Niet ieder kind heeft in dezelfde mate last van de problemen, omdat ieder kind een unieke persoonlijkheid heeft en ADHD ook in meer of mindere mate belemmerend kan werken. Loop als ouder niet in de val van die populaire zelftests, die je met enige regelmaat kunt aantreffen op internet of in je populaire vrouwenmagazine en die zogenaamd onomstotelijk aan kunnen tonen of iemand ADHD heeft. ADHD is een lastige diagnose, zelfs voor een geschoolde medische deskundige. Daarom vindt je in het boek 'Tornado - Handboek ADHD' ook nergens een eenvoudig lijkende checklist waarop je na het invullen kunt ontdekken of jij of je kind ADHD hebt. Want vaak worden deze checklisten niet volledig objectief ingevuld doordat bepaalde voorvallen als te ernstig of juist te mild worden beoordeeld. De liefde voor je kind vervormt soms je objectiviteit.

Symptomen
De belangrijkste karakteristieken van ADHD zijn aandachttekort, hyperactiviteit en impulsiviteit. Deze symptomen vallen ouders vaak al heel vroeg in het leven van een kind op.

Vanaf het allereerste moment dat een kind reageert op zijn omgeving en gaat communiceren door te lachen naar een bekend gezicht of 'mama' te zeggen kunnen ouders al de eerste signalen opvangen. Deze signalen worden, naar gelang het kind groter wordt, steeds duidelijker. Aan de andere kant hoeft niet ieder kind alle signalen en symptomen in dezelfde mate te vertonen.

De eerste symptomen van de ADHD beginnen zich over een periode van vele maanden te uiten. Vaak zijn het de symptomen van impulsiviteit en hyperactiviteit die ouders als eerste beginnen op te vallen, terwijl de symptomen van de aandachtstekorten pas na een jaar of later aan het licht lijken te komen. De verschillende symptomen kunnen zich voordoen in verschillende tijdstippen en situaties, afhankelijk van de eisen die de situatie stelt aan de zelfcontrole van een individueel kind.

Een kind, dat op school maar niet kan of wil stilzitten valt uiteraard veel meer op dan een kind dat maar wat zit te dagdromen. Dat laatste kind kan op dezelfde manier last hebben van aandachtstekorten of concentratiestoornissen en zal dus ook op dezelfde manier achterstanden gaan oplopen. Maar omdat een onrustig kind veel meer opvalt, zal er ook veel meer aandacht aan worden besteed om hem binnen het leersysteem te houden. Een impulsief kind, dat doet voordat het denkt, wordt te vaak gezien als een kind met een probleem op het gebied van discipline, terwijl een passief of 'sloom' kind 'alleen' maar als ongemotiveerd kan worden gezien.

Toch kunnen beide types kinderen last hebben van verschillende types ADHD. Alle kinderen zijn op hun tijd wel eens rusteloos, doen wel eens iets zonder er bij na te denken, en zitten soms een tijdje te dagdromen. Maar wanneer de hyperactiviteit, het gemak en de mate waarmee het kind kan worden afgeleid, de slechte concentratie of impulsiviteit, en de prestaties op school, hun sociale relaties met andere kinderen, of het gedrag thuis beginnen te beïnvloeden dan moet je toch eens gaan denken aan ADHD.

Omdat de symptomen zo verschrikkelijk kunnen variëren per kind, per situatie en zelfs per moment is het enorm moeilijk om een daadwerkelijke diagnose te stellen. En het is nog lastiger als de aandachtstekorten of concentratiestoornissen het meest opvallende symptoom lijkt te zijn.

Volgens de DSM-IV bestaat er een drietal gedragspatronen, die kunnen wijzen op het aanwezig zijn van ADHD. Kinderen met ADHD kunnen verschillende signalen vertonen die te maken hebben met voortdurende onoplettendheid, aandachtstekorten en concentratieproblemen. Voorts bestaat er vaak een patroon van hyperactiviteit en impulsiviteit dat zich bij hen in veel grotere mate uit dan bij andere kinderen van hun leeftijd. Kinderen kunnen ook alle symptomen tegelijkertijd vertonen. Deze visie betekent dat de DSM-IV een drietal sub-types van ADHD weet te onderscheiden. De eerste is het voornamelijk hyperactieve-impulsieve type (dat dus geen tekenen van aandachtstekorten vertoont); het voornamelijk onoplettende type (dat dus geen hyperactief-impulsief gedrag vertoont en soms de term ADD zal krijgen); en het gecombineerde type (dat zowel onoplettend gedrag en hyperactief-impulsief gedrag vertoont).

Hyperactiviteit en impulsiviteit
Hyperactieve kinderen lijken altijd in beweging te zijn. Ze rennen en vliegen de hele dag door en het lijkt wel alsof ze door een motor, die nooit zonder benzine komt te staan, worden aangedreven. Dit soort kinderen leven van de hak op de tak, met alles spelend en alles aanrakend wat er binnen hun gezichtsveld bevindt. Ook praten ze onophoudelijk over van alles en nog wat, vaak zonder dat er enige diepgang in hun gestelde vragen bespeurd kan worden. Het verplichte stilzitten tijdens het eten of tijdens de les in de klas kan dagelijks optredende irritaties en problemen opleveren. Ze blijven maar heen en weer schuiven op hun stoel of, nog vaker, vinden steeds weer opnieuw redenen om even hun plaats te verlaten en dan weer terug te komen. Het is een ergernis voor het gezin dat de maaltijd in het algemeen zal zien als een spaarzaam moment waarop het hele gezin bij elkaar is om de afgelopen dag te bespreken. Kinderen met ADHD, die last hebben van hyperactiviteit, kunnen hun voeten of benen onophoudelijk blijven bewegen. Ook blijven ze, bijvoorbeeld, voortdurend met hun potlood of pen spelen, overal tegen aantikkend, aan en uitklikkend, tot iedereen zich doodergert aan dat gedrag.

Hyperactieve kinderen en tieners zullen vaak aangeven dat ze zich van binnen enorm rusteloos voelen. Om gevolg te geven aan die voortdurende rusteloosheid voelen ze zich dan gedwongen om zich maar met van alles tegelijk bezig te houden met als uiteindelijk gevolg dat veel van die bezigheden onafgemaakt blijven.

Impulsieve kinderen lijken niet in staat te zijn om hun onmiddellijke reacties op stimuli (prikkels) in toom te houden. Ze doen voordat ze voldoende nagedacht hebben over de gevolgen van hun woorden of acties. Vaak flappen ze er ongepaste opmerkingen uit, geven antwoorden voordat de vraag geheel gesteld is, worden emoties zonder enige terughoudendheid geuit en wordt iets gedaan zonder dat ook maar enige rekening wordt gehouden met de latere consequenties van dat gedrag. Er wordt dus slechts met de gevolgen op de korte termijn, het nu, rekening gehouden zonder dat aan de gevolgen van de lange termijn wordt gedacht. Hun impulsiviteit maakt het voor hen ook lastig om hun beurt of plaats af te wachten als ze meedoen aan spelletjes. Ze kunnen speelgoed van een ander kind afpakken als ze het in hun hoofd hebben gezet dat ze dat speelgoed willen hebben. En als dat andere kind het niet snel genoeg afgeeft kan het nog een gefrustreerde klap krijgen ook.

Kinderen met ADHD hebben een lage frustratiedrempel. Wanneer ze iets willen, dan willen ze het direct. En gaat het hen niet snel genoeg of krijgen ze in hun ogen niet snel genoeg hun zin dan kunnen woede-uitbarstingen (de zogenaamde 'tantrums') al heel snel uitbreken. Hebben ze na lang zeuren eenmaal hun zin gekregen dan verliezen al weer snel hun aandacht en willen ze weer wat anders. Ook het voldoen aan de eenvoudigste afspraken is altijd een probleem. Ze zijn altijd in beweging en zijn ook nauwelijks in toom te houden.

Zelfs als tieners en volwassenen kunnen ze heel impulsief kiezen voor zaken, die een klein maar wel direct voordeel hebben, terwijl ze, wanneer er wat meer inspanning gepleegd zou worden, veel grotere maar uitgestelde voordelen te behalen zouden zijn.

Bij wat oudere kinderen zie je vaak een voortdurende rusteloosheid, onvoorzichtigheid, stijfkoppigheid, snelle stemmingswisselingen, een laag zelfbeeld, minderwaardigheidscomplexen en depressies. Die laatste paar zaken ontstaan doordat je, als ouder, dit soort kinderen steeds maar weer moet corrigeren en aanspreken op hun gedrag. Ze krijgen uiteindelijk het gevoel dat alles wat ze doen verkeerd is of fout gaat. En dat is natuurlijk ook zo. Blijf toch altijd voor ogen houden dat je het foute gedrag straft en niet het 'foute' kind. Het foute gedrag is vaak het onbedoelde gevolg van de kenmerken van de ADHD. Maar dat betekent tegelijkertijd wel dat je bij dit soort kinderen ook gewenst gedrag moet belonen door het geven van de zo noodzakelijke complimentjes, voordeeltjes (extra computeren of televisiekijken) en kleine cadeautjes.

Aandachtstekort
Aandachtstekorten uiten zich voor de buitenwereld in gedrag dat inattentie (ofwel onoplettendheid) of concentratiestoornis genoemd wordt.

Kinderen, die aandachtstekorten hebben, kunnen maar moeilijk hun aandacht bij een taak houden, raken al na een paar minuten verveeld en raken snel afgeleid. Alleen wanneer ze iets doen waar ze echt veel plezier in hebben, zoals een agressief vechtspelletje op de computer, kunnen ze vreemd genoeg wel weer langdurig geconcentreerd blijven. Maar om weloverwogen en bewust te focussen op het organiseren en afmaken op een bepaalde taak of iets geheel nieuws leren is bijzonder problematisch voor deze kinderen. Om vervelende discussies te ontlopen worden al snel antwoorden verzonnen, zoals 'Ik weet het al.' of 'Ik ken het al.' Het zijn van die korte zinnetjes, dooddoeners bijna, die ouders van een kind met ADHD tot pure wanhoop kunnen drijven omdat zij echt wel wisten wat het werkelijke antwoord diende te zijn.

Het maken van huiswerk is een hele lastige opgave voor deze kinderen. Ze zullen vaak vergeten om hun opdrachten in hun agenda te noteren, zodat een deel van het huiswerk al helemaal niet gemaakt zal worden. Hun agenda en andere noodzakelijke spullen zullen met enige regelmaat per ongeluk op school 'vergeten' worden of simpelweg 'kwijt' zijn. Uit frustratie kan het voorkomen dat papieren met de leerstof kwaad verfrommeld worden en woest in de hoek gesmeten worden. Je moet er de hele dag achteraan zitten om je kind met ADHD af en toe een moment zijn aardrijkskunde of geschiedenis te laten leren. Het geschreven huiswerk, als het ooit al af komt blijkt dan vol fouten te staan omdat het kind zich er snel met een Jantje van Leiden heeft afgemaakt. Vaak is het handschrift ook nog eens extra lastig te lezen omdat kinderen met ADHD vaak ook een wat zwakke motoriek hebben. Lezen blijkt in veel gevallen een groot probleem omdat ook dyslexie en ADHD hand in hand blijken te gaan.

Niet alleen is het maken van huiswerk voor een kind met ADHD een crime omdat het door allerlei oorzaken nooit echt lijkt te lukken, maar voor diens ouders is dat ook het geval. Hoeveel aandacht je er ook aan besteed, hoeveel je zo'n kind ook stimuleert, het resultaat is vaak minder dan je vooraf had gehoopt.

ADD
Kinderen, die gediagnosticeerd zijn met ADD (ofwel de voornamelijk onoplettende variant van ADHD), vertonen daardoor natuurlijk ook maar zelden impulsief of hyperactief gedrag, maar ze hebben wel degelijk behoorlijke problemen om hun aandacht ergens langdurig bij te houden. Het lijkt erop dat deze kinderen aan het dagdromen zijn, lethargisch zijn, slome duikelaars zijn, gemakkelijk in verwarring te brengen zijn, de muurbloempjes van de klas zijn. Ze worden daardoor ook sneller slachtoffer van pestgedrag door hun klasgenootjes.

Het lijkt er op dat ook zij problemen hebben om op de juiste manier allerlei informatie te verwerken dan de andere kinderen.

Wanneer een leraar mondelinge of schriftelijke instructies geeft, heeft zo'n kind vaak behoorlijke problemen om te begrijpen wat nu precies de bedoeling is en maakt daardoor veel te vaak onnodige fouten. Toch kan een dergelijk kind rustig in de klas zitten, zich onopvallend gedragen, en zelfs hard aan het werk lijken te zijn, maar bij nader inzien prutst het vaak maar wat aan, omdat het niet precies heeft begrepen wat precies de bedoeling was.

Deze kinderen vertonen dus geen duidelijk waarneembare symptomen van impulsiviteit en overmatige activiteit in de klas, op het speelplein van de school of thuis. Ze kunnen zich daardoor ook veel beter vermaken met andere kinderen dan hun meer impulsievere en hyperactievere tegenhangers met ADHD. Bovendien hebben ze daardoor ook wat minder last van de sociale problemen, die zo vaak voorkomen bij ADHD.

Maar dat alles zorgt er wel voor dat hun problemen te vaak over het hoofd worden gezien. Ze zijn doodgewoon te 'normaal' om als probleem te worden aangemerkt. En toch hebben ze net zoveel hulp nodig als kinderen met meer overlast veroorzakende vormen van ADHD, die wel de rust en de orde in de klas verstoren.

Syndroom van (Gilles de la) Tourette
Tics (frequent oogknipperen, grimassen, schokken met het hoofd of schouders, kuchen, keelschrapen, enz) kunnen ook als apart probleem voorkomen, maar komen vaak ook in samenhang met ADHD voor.

Als tics gedurende langere tijd voorkomen, dan wordt daar het label Syndroom van (Gilles de la) Tourette (ook wel afgekort tot GTS) opgeplakt. De frequentie van de tics neemt vaak toe onder invloed van spanningen en stress. Het lijkt er op dat roken van de moeder voor de conceptie van het kind een bepaalde invloed kan hebben op de latere ernst van de tics . Daardoor is het theoretisch mogelijk om ook het Syndroom van (Gilles de la) Tourette als een aparte ontwikkelingsstoornis te zien.

Het gebruik van sociaal onacceptabele woorden en zinnen (bijv: razen, tieren, schelden, vloeken) zonder de daarbij behorende kwaadheid door iemand die lijdt aan het syndroom van (Gilles de la) Tourette wordt coprolalie genoemd. Naar schatting lijden slechts 10% van deze patiënten aan coprolalie.

Meer dan de helft van de kinderen en volwassenen met het Syndroom van (Gilles de la) Tourette vertoont ook symptomen van ADHD, dwangstoornissen (Obsessive-Compulsive Disorder), en angst- en stemmingsstoornissen . Dit samenvallen van stoornissen wordt co-morbiditeit genoemd.

Ook bij het Syndroom van (Gilles de la) Tourette wordt vermoed dat er net als bij ADHD problemen zijn bij de impulscontrole in de hersenen. Er wordt verondersteld dat de neurotransmitters dopamine en noradrenaline bij het probleem betrokken moeten zijn omdat deze neurotransmitters bewegingen (de tics) en impulsen (de coprolalie) reguleren.

De veelal stimulerende medicijnen, die voor de verschijnselen van ADHD worden voorgeschreven, kunnen bij het ene kind de tics verergeren of zelfs opwekken, terwijl die tics bij andere kinderen weer geheel kunnen verdwijnen. Je zou, als de tics verergeren of opgewekt worden, kunnen overwegen om over te stappen op een niet-stimulerend ADHD-medicijn, zoals atomoxetine (Strattera).

Voor de behandeling van het Syndroom van Gilles de la Tourette mogen medici tegenwoordig ook medicinale cannabis (wiet) voorschrijven, maar slechts dan indien andere middelen niet of onvoldoende blijken te werken. Maar of dat voor iemand met ADHD, die vaak toch al behoorlijk 'verslavingsgevoelig' is, wel een goed idee is waag ik te betwijfelen.

Samenvatting
Voor een meer precieze en meer duidelijke opsomming van de criteria voor ADHD kan Hoofdstuk 5 - DIAGNOSTISCHE CRITERIA VOOR ADHD in het boek 'Tornado - Handboek ADHD' worden doorgelezen. Algemeen wordt gemeend dat een kind met ADHD de hieronder genoemde uiterlijke signalen en symptomen kan vertonen:
- maar moeilijk kunnen blijven zitten;
- wiebelen, draaien op de stoel en veel friemelen met handen en voeten;
- snel zijn afgeleid;
- moeilijk op hun beurt kunnen wachten;
- antwoord geven voordat de vraag compleet is gesteld, evenals overdreven veel praten, anderen in de rede vallen, niet luisteren naar wat anderen zeggen;
- met 'handen en voeten' praten, veel weidse gebaren maken tijdens een gesprek;
- moeilijk instructies op kunnen volgen;
- moeilijk blijvend de aandacht kunnen richten op een bepaald onderwerp;
- van de ene activiteit naar de andere schieten;
- niet rustig en ongestoord kunnen spelen;
- veel spullen kwijtraken of vaak wat verliezen;
- zich vaak in gevaarlijke situaties storten (ze zien het gevaar niet) of soms onverklaarbaar angstig zijn (ze zien gevaar dat er niet is).

Maar de potentiële problemen van deze kinderen kunnen ook op een positieve manier worden uitgelegd, mits ze niet ernstig genoeg zijn om een negatieve invloed te hebben op het dagelijkse leven of de schoolprestaties. Een kind kan dus:
- zich wel spectaculair concentreren op bepaalde computerspelletjes;
- spontaan en open zijn;
- een enorme creativiteit hebben of muzikaal getalenteerd zijn;
- energiek en enthousiast zijn;
- veel humor hebben.

Vroege symptomen en signalen
ADHD behoort, zeker de laatste tijd, tot de meest gediagnosticeerde psychologische stoornissen die bij kinderen worden aangetroffen. Alleen al om die reden zouden artsen daarom eigenlijk ieder kind routinematig op jonge leeftijd moeten screenen. Want hoe eerder je het weet, hoe vroeger je met een eventuele behandeling kunt beginnen en hoe beter gewoonlijk het eindresultaat zal zijn.

Het zijn echter altijd de ouders die de allereerste signalen opvangen. Vaak melden zij dat ze al heel snel het gevoel hebben gehad dat hun kind 'anders' was of 'anders' bleef reageren op normale situaties. Met dat gevoel kan vaak in eerste instantie maar bitter weinig gedaan worden.

Het allereerste waar ouders aan moeten denken wanneer hun kind is geboren is hun eigen achtergrond. Het is bekend dat ADHD voor het allergrootste deel erfelijk is en dus wordt doorgegeven aan het nageslacht. Wanneer dus één van de ouders (of jouw ouders) ooit gediagnosticeerd is geweest met ADHD, is de kans groot dat ook je kind ADHD (of een andere ontwikkelingsstoornis) kan hebben. Kijk eens scherp rond in je eigen familie en in de familie van je partner of je signalen van ontwikkelingsstoornissen herkent. Let daarbij bijvoorbeeld op PDD-NOS, ADHD, dyslexie, anorexia nervosa, dwangstoornissen, enzovoorts.

Ook een te vroeg geboren kind met een te laag geboortegewicht kan, volgens de huidige stand van de wetenschap, de kansen vergroten op het krijgen van een kind met ADHD.

Ouders zouden moeten letten op de aanwezigheid van de volgende vroege signalen, die op ADHD kunnen wijzen:
- Je kind raakt te snel of juist nauwelijks afgeleid;
- Een overgevoeligheid voor aanraken, geluiden en licht;
- Een kind lijkt geïrriteerd te raken als het zijn zin niet krijgt;
- Een kind lijkt heel veel energie te hebben;
- Een kind heeft een onregelmatig slaappatroon.

Als verdere vroege waarschuwingsignalen voor het bestaan van een ontwikkelingsstoornis zou je kunnen letten op de afwezigheid van:
- Een normale focus op geluiden en dingen (als het kind gewoonlijk ongeveer 2 maanden oud is);
- Het zich plezierig voelen in de nabijheid van de ouders en daarmee graag (samen) willen spelen (als het kind gewoonlijk ongeveer 4 maanden oud is);
- Het (uit)wisselen van geluiden en (glim)lachjes met de ouders (wanneer het kind ongeveer 8 tot 9 maanden oud is);
- Het bij de hand nemen van de ouder om speelgoed te vinden en het naar objecten wijzen (wanneer het kind ongeveer 12 maanden oud is).

Verder is de kwaliteit van handelingen en bewegingen belangrijk: gezond wordt omschreven als variatie in handelingen, terwijl stereotype handelingen een aandoening kunnen betekenen.

Hoewel er op internet vele zelftesten circuleren, die claimen dat je daarmee voor jezelf of je kind eenvoudig kunt vaststellen of ADHD mogelijk aanwezig is, moet dit eigenlijk ten zeerste worden ontraden. Je kunt immers nooit objectief genoeg zijn en je antwoorden worden toch in meer of mindere mate beïnvloed en gestuurd door de liefde die je voor je kind voelt. Daardoor vul je een vragenlijst vaak wat 'gekleurd' in waardoor je de uitkomst van die vragenlijst een beetje in een bepaalde richting kunt sturen.

In vrijwel ieder leerboek van en over psychologie wordt al in het eerste hoofdstuk een soort waarschuwing vermeld. Studenten moeten zich beslist niet laten beïnvloeden door alle stoornissen die ze tijdens hun studie zullen tegenkomen. Sommigen van hen blijken zich plotseling namelijk in te beelden dat ze bepaalde psychische stoornissen moeten hebben omdat ze in zichzelf bepaalde symptomen menen te herkennen. Met die vragenlijsten of zelftesten om te kijken of jij of je kind een psychisch of psychiatrisch probleem hebt geldt hetzelfde omdat iedereen waarschijnlijk wel spoortjes van iedere bekende stoornis in zich zal dragen: iedereen voelt zich wel eens een dagje depressief. De meesten van ons zullen, na het zien van een enge film, wel even schichtig achterom kijken, maar om jezelf daarom schizofreen of paranoïde te gaan noemen gaat dan wel erg ver. Nee, een probleem wordt het pas als symptomen van een stoornis langdurig je dagelijks leven gaan beïnvloeden. Mede daarom moet iedere test, gebruikt om ADHD bij jezelf of je kind vast te stellen, door een medisch geschoold iemand worden afgenomen en beoordeeld. Want die is onbevooroordeeld. Tenminste, dat hoop je dan maar…

Diagnostische kenmerken
Het belangrijkste element van ADHD is een voortdurend patroon van aandachtproblemen, en/of hyperactiviteit en impulsiviteit, dat meer voorkomt en ernstiger is dan normaal wordt gezien in personen van een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau. Bovendien moeten enige van de hyperactieve en impulsieve symptomen, die de beperking veroorzaken, al voor het zevende levensjaar aanwezig zijn geweest. Natuurlijk zullen veel kinderen pas gediagnosticeerd worden wanneer die symptomen al een behoorlijk aantal jaren aanwezig zijn geweest. Enkele van de symptomen moeten in ten minste twee verschillende situaties aanwezig zijn (zoals op school en thuis). En er dienen duidelijke aanwijzingen te zijn dat het probleem de normale ontwikkeling en het normaal functioneren van de patiënt op gebieden van sociale vaardigheden, school en werk in de weg staat. Bovendien mag de beperking niet voorkomen als onderdeel van een andere ontwikkelingsstoornis, schizofrenie, paranoia of een andere psychotische stoornis en kan niet beter worden ondergebracht bij een ander geestelijke stoornis (bijv: een stemmingsstoornis, angststoornis, dissociatieve stoornis of een persoonlijkheidsstoornis).

Hoe wordt de diagnose gesteld?
In de meeste gevallen zal de aanwezigheid van ADHD het eerst vermoed worden door de huisarts. Deze zal het kind vervolgens doorverwijzen naar een in ADHD gespecialiseerde kinderarts, die deel uitmaakt van het kinderartsennetwerk ADHD. Deze kinderarts zal de daadwerkelijke diagnose stellen en een behandeling voorstellen.

Er bestaat nog steeds geen enkele wetenschappelijk verantwoorde test (geen bloedonderzoek, geen hersenscan, etc), die ondubbelzinnig het voorkomen van ADHD kan vaststellen en dus hangt het altijd af van degene die de eerste diagnose wil gaan stellen. Soms is de uitslag zelfs afhankelijk van welke cursus of bijscholing je huisarts het laatst heeft gehad, welke patiënten hij hem in de praktijk zitten die ook een soortgelijke diagnose hebben gekregen (iedereen heeft immers onbewust de neiging om bij soortgelijke symptomen een soortgelijke diagnose te willen stellen) of zelfs welke checklist een huisarts gebruikt. Maar omdat de keuze van de diagnose het meest wordt beïnvloed door het gesprek met de ouders moeten zij zich goed voorbereiden op een dergelijk gesprek. Laat je bijvoorbeeld door een deskundige nooit in een bepaalde richting sturen, terwijl je gevoelsmatig iets heel anders gelooft. Zorg dat jij altijd de regie houdt in dit soort gesprekken.

De juiste diagnose hangt altijd af van een complete evaluatie van het kind in kwestie. Maar zelfs daarna kan het nog onduidelijk zijn welke diagnose het beste bij een kind past omdat er andere problemen blijken te zijn. Er kunnen andere stoornissen zijn, die het beeld kunnen vertroebelen. Dit noemt men co-morbiditeit. Hierbij kan gedacht worden aan het Syndroom van (Gilles de la) Tourette of een leerstoornis. Het kan ook zo zijn dat de aanwezige ontwikkelingsstoornis een ander probleem tot gevolg heeft gehad. Het voortdurende gevoel van steeds 'net niet' dat kan ontstaan als zo'n beetje alles wat een kind doet onafgemaakt blijft, ondanks dat het kind zo verschrikkelijk zijn best heeft gedaan, kan bijvoorbeeld leiden tot een levenslange faalangst of depressie.

Vaak is het dan enorm lastig om een juiste diagnose te kunnen stellen en het blijkt soms noodzakelijk om eerst die andere voorkomende problemen aan te pakken voordat er een poging kan worden gedaan om de verschijnselen van de ADHD daadkrachtig aan te pakken.

De officiële diagnostische criteria voor ADHD worden genoemd in Hoofdstuk 5 - DE DIAGNOSTISCHE CRITERIA VOOR ADHD van het boek 'Tornado - Handboek ADHD'. In het kort kan gesteld worden dat een kind de volgende signalen en symptomen moet vertonen om in aanmerking te komen voor de diagnose ADHD:
- Een kind moet het gedrag vertonen van één van de al eerder genoemde drie subtypes van ADHD vóór de leeftijd van 7 jaar;
- Deze gedragingen moeten ernstiger zijn dan die van andere 'normale' kinderen van dezelfde leeftijd;
- Deze gedragingen moeten tenminste gedurende 6 maanden blijven plaatsvinden;
- Deze gedragingen moeten plaatsvinden op twee verschillende onderdelen (ook wel settings genoemd) van het leven van het kind (zoals school, thuis, opvang, of vriendschappen) en die gedragingen moeten het leven op die onderdelen negatief beïnvloeden;
- De gedragingen moeten natuurlijk ook niet het gevolg zijn van, bijvoorbeeld, stressvolle ervaringen in de thuissituatie. Kinderen die een echtscheiding hebben moeten meemaken, een verhuizing, een ernstige ziekte, een verandering van school, of iedere andere vorm van een belangrijke verandering in hun leven, kunnen zich plotseling vreemd en onaangepast gaan gedragen. Het ene kind wordt daarbij onrustig en druk, terwijl het andere kind zich in zichzelf kan gaan terugtrekken. Ieder kind, ieder mens kan anders op stress reageren.

Om een verkeerde diagnose te voorkomen moet ook de mogelijkheid van het voorkomen van deze bovenstaande ervaringen natuurlijk door de medicus worden meegenomen in het gesprek met de ouders en het kind.

Onderzoek van de arts
Allereerst zal de behandelend arts je kind aan een grondig lichamelijk onderzoek gaan onderwerpen. Hij zal je ook een serie indringende vragen gaan stellen over de signalen en symptomen die jij hebt waargenomen. Ook over de algemene gezondheidsaspecten van je kind zullen vragen gesteld kunnen en moeten worden. Daarbij zal de arts natuurlijk ook uit zijn eigen medische dossiers gaan putten. Je kunt bovendien vragen verwachten over de medicijnen die je kind wel of niet (heeft) gebruikt en of hij allergisch voor bepaalde producten is. Omdat ontwikkelingsstoornissen, zoals eerder is gezegd, grotendeels erfelijk zijn, zal hij vrijwel zeker ook enkele vragen gaan stellen over de gezondheidsproblemen en mogelijke ontwikkelingsstoornissen en leerstoornissen, die mogelijk in de familie kunnen voorkomen. Zorg echter ook dat je eigen vragen, zoals je zorgen over de ontwikkeling van je kind, duidelijk door hem worden beantwoord.

Als onderdeel van het lichamelijk onderzoek kan door de behandelaar ook nog wel eens een gehoortest en een ogentest worden voorgesteld. Een arts zal zichzelf moeten overtuigen van het feit dat een diagnose ook gesteld hoort te worden door bepaalde mogelijkheden uit te sluiten. Immers overlappen de symptomen van veel ontwikkelingsstoornissen elkaar terk, zodat een diagnose vaak meer het wegstrepen van andere mogelijke diagnoses is dan het stap voor stap toewerken aar een gerichte diagnose. Beide routes werken even goed. Aan de andere kant komt het ook voor dat de ontwikkeling van een kind soms zo snel of afwijkend verloopt dat, wanneer het afwijkende gedrag ouders wat later opvalt, de ouders soms kunnen denken dat hun kind doof aan het worden is of aan een chronische oorontsteking kan lijden.

En natuurlijk zullen er heel veel vragen moeten worden gesteld over de ontwikkeling van je kind en zijn gedrag thuis, op school en onder zijn vriendjes. Het kan voorkomen dat er contact wordt gezocht met de school om een scherper beeld te krijgen over zijn gedrag op die locatie. Het zijn immers vaak de leerkrachten, die in een gecontroleerde en gestructureerde omgeving als het leslokaal, die de symptomen en signalen op die plaats het best kunnen waarnemen.

Die leerkrachten hebben tegenwoordig vaak ook een aanvullende opleiding gehad om dit soort gedrag te herkennen en om daarmee op een juiste manier om te gaan. Het is ook belangrijk voor de diagnose omdat de criteria zeggen dat het gedrag van het kind op verschillende plaatsen en in verschillende situaties moet afwijken van de norm. Is het thuis nauwelijks te handhaven en zijn er totaal geen problemen op school dan kan er immers heel wat anders aan de hand zijn. Het komt ook vaak voor dat ouders helemaal geen problemen ervaren, maar de leerkrachten op school wel.

Omdat, zoals gezegd, een aantal medische en emotionele problemen, zoals extreme vormen van stress, depressie en angst, uiterlijk veel op ADHD kunnen lijken of daarvan het gevolg kunnen zijn, moeten ook die worden uitgesloten. Mogelijk dat je thuis een soort vragenlijst moet gaan invullen om alles voor de arts duidelijk te krijgen. Maak zelf vooraf een lijst van de zaken die jij tijdens het gesprek met de arts besproken wilt hebben zodat je niets belangrijks zult vergeten. Laat je ook nooit opjagen door een eventuele tijdsdruk die een arts voelt als je consult dreigt uit te lopen, de wachtkamer overvol lijkt te raken en hij omzichtig op zijn horloge gaat kijken. Dat is zijn probleem, niet het jouwe.

Een psychologische en educatieve evaluatie door een schoolarts of schoolpsycholoog is ook zeer aan te bevelen. Hoe meer mensen actief betrokken raken bij de ontwikkeling van je kind, hoe meer, hoe sneller en hoe beter aandacht aan zijn specifieke problemen zal worden geschonken. Plus: hoe sneller met die aanpak wordt gestart, hoe beter op de lange termijn de vooruitzichten van het kind zullen zijn.